"Iedere dag leren om te overleven in de vergankelijkheid " (Aborigines)

De zonnebloem stond al lang in de vaas, maar niemand schonk er nog aandacht aan. Ze was ooit een stralende bloem, vol van leven en kleur, maar nu was ze slechts een droevige schim van zichzelf. Haar blaadjes waren bruin en verschrompeld, haar stengel was slap en gebogen, haar hart was zwart en leeg. Ze voelde zich eenzaam en vergeten, alsof ze er niet meer toe deed. Op een dag hoorde ze de deurbel gaan. Ze keek op en zag een meisje binnenkomen, met een bosje verse zonnebloemen in haar handen. Het meisje lachte en omhelsde de vrouw die de deur had opengedaan. Ze waren moeder en dochter, dat kon de zonnebloem zien. Het meisje gaf de zonnebloemen aan haar moeder en zei: "Ik heb deze voor je meegebracht, mam. Ik weet dat je van zonnebloemen houdt. ze zijn zo vrolijk en zonnig, net als jij." De moeder bedankte haar dochter en nam de zonnebloem aan. Ze liep naar de vaas waar de zonnebloem in stond en haalde haar eruit. Ze keek naar de verwelkte bloem en zuchtte. "Ach, deze arme bloem is helemaal dood. Ik had haar al lang moeten weggooien." Ze liep naar de prullenbak en gooide de zonnebloem erin, zonder om te kijken. De zonnebloem voelde een steek van pijn in haar hart. Ze had gehoopt dat iemand haar zou liefhebben. Maar nu was ze weggegooid, alsof ze niets waard was. Ze sloot haar ogen en wachtte op het einde. Maar toen gebeurde er iets wonderlijks. Ze voelde een warme tinteling in haar blaadjes. Ze opende haar ogen en zag een straal van zonlicht door het raam schijnen, recht op haar gericht. De zon leek naar haar te glimlachen en te knipogen. De zonnebloem voelde een golf van vreugde door haar heen gaan. Ze besefte dat ze niet alleen was, dat ze niet vergeten was, dat ze niet waardeloos was. Ze was een zonnebloem, een kind van de zon. Auteurs: Bingky & Friends
´Herfstgetijde´
Het was een koude en grijze dag in oktober. De wind blies hard en rukte de laatste blaadjes van de bomen. Eén van die blaadjes was Roos, een klein en rood herfstblaadje. Ze had de hele zomer genoten van het zonlicht en de warmte, samen met haar vriendjes op de tak. Maar nu was het tijd om afscheid te nemen. Roos voelde hoe de wind haar losmaakte van de tak en haar meevoerde in de lucht. Ze zwierde en draaide , maar ze was niet blij. Ze was bang en verdrietig. Ze wilde niet weg van haar boom, haar thuis. Ze wilde bij haar vriendjes blijven, die ze nooit meer zou zien. Ze keek om zich heen en zag dat ze niet alleen was. Er waren nog meer blaadjes in de lucht, van allerlei kleuren en vormen. Sommige waren vrolijk en speelden met de wind, andere waren stil en somber. Roos probeerde contact te maken met een paar blaadjes, maar ze negeerden haar of waren onvriendelijk. Roos voelde zich eenzaam en ongewenst. Ze wist niet waar ze heen ging of wat er met haar zou gebeuren. Ze dacht aan haar vriendjes, die misschien al op de grond lagen of ver weg waren. Ze dacht aan de zomer, die zo mooi en gezellig was geweest. Ze huilde zachte tranen, die glinsterden in het licht. Ze sloot haar ogen en wenste dat ze terug kon gaan naar haar boom, naar haar vriendjes, naar de zomer. Maar ze wist dat het niet kon. Ze wist dat ze moest accepteren dat dit haar lot was. Ze wist dat ze moest loslaten. Ze opende haar ogen weer en zag dat ze bijna op de grond was. Ze zag een groot meer, dat glansde als een spiegel. Ze zag een kind, dat aan de rand van het meer stond en naar haar keek. Het kind had blond haar en blauwe ogen. Het droeg een rode jas en een zwarte muts. Het had een glimlach op zijn gezicht en een twinkeling in zijn ogen. Het stak zijn hand uit naar Roos, alsof het haar wilde vangen. Roos voelde iets in haar hart. Het was geen angst of verdriet meer. Het was iets anders, iets nieuws. Het was hoop. Ze liet zich meevoeren door de wind, naar het kind toe. Ze hoopte dat het kind haar zou vangen en haar zou bewaren als een schat. Ze hoopte dat het kind haar zou koesteren en liefhebben. Ze hoopte dat het kind haar gelukkig zou maken. Ze kwam dichter bij het kind, dat nog steeds zijn hand uitstak. Ze zag zijn glimlach, die nog breder werd. Ze hoorde zijn stem, die zacht riep: "Kijk mama, een mooi blaadje!" Ze raakte zijn hand aan, die warm en zacht was. Ze voelde zijn vingers, die zich om haar heen sloten. Ze hoorde zijn hartslag, die kalm en regelmatig was. Ze glimlachte terug naar het kind, die haar naar zijn gezicht bracht. Ze keek in zijn ogen, die vol liefde waren. Ze besefte dat ze niet meer eenzaam was. Ze besefte dat ze een vriend had gevonden. Auteurs: Bingky & Friends ©







